Opheldering slechte prognose alvleesklierkanker

De vooruitzichten bij alvleesklierkanker zijn meestal slecht. Hoe komt dat? Patholoog-in-opleiding Michaël Noë ontdekte dat tumoren in de alvleesklier heel vaak rond en in bloedvaten groeien. “Dat verklaart waarom ze snel uitzaaien”, vertelt hij. Ook vond hij bij het uitlezen van het tumor-DNA veranderingen in twee genen die de tumorcellen agressief maken. Mogelijk draagt deze kennis in de toekomst bij aan technieken voor vroegdiagnostiek en de ontwikkeling van nieuwe behandelingen. Noë promoveerde 8 juli op zijn onderzoek. Vandaag verscheen hierover een publicatie in Nature Communications.

Bij meer dan de helft van de patiënten met alvleesklierkanker is de ziekte bij het stellen van de diagnose al zo ver gevorderd (stadium vier), dat een jaar later nog maar tien procent in leven is. Probleem is dat een tumor in de alvleesklier er vaak al een hele tijd zit voordat een patiënt er last van krijgt. Klachten ontstaan namelijk meestal pas nadat de tumor zich al heeft uitgezaaid en is doorgegroeid in een ander orgaan. Hierdoor wordt deze vorm van kanker zelden vroeg ontdekt. Jaarlijks krijgen in Nederland ongeveer 2.500 mensen de diagnose alvleesklierkanker. 

Snelle lift naar de lever

Noë en zijn collega’s onderzochten hoe alvleesklierkanker uitzaait. Dat deden ze door tumoren en omringend weefsel dat bij operaties was verwijderd in 3D te bestuderen. Ze maakten het weefsel eerst doorzichtig door het onder te dompelen in dibenzyl ether (DBE) en antilichamen toe te voegen die zich aan de tumor binden. “Onder de microscoop kun je daarna goed zien hoe het tumorweefsel is gegroeid”, zegt Noë. “Het viel ons op dat niet alle tumoren op dezelfde manier in omliggend weefsel binnendringen en dat ze heel vaak rond en in bloedvaten groeien. Dat laatste verklaart waarom ze zo snel uitzaaien en alvleesklierkanker zo'n slechte prognose heeft”, vertelt hij. “Via de bloedvaten stroomt namelijk bloed van de alvleesklier naar de lever. Tumorcellen die dan afscheuren en in de bloedvaten terechtkomen, krijgen zo een snelle lift naar de lever waar ze vervolgens uitzaaien.”

Toevalsbevinding radioloog

Alvleesklierkanker kan uit verschillende soorten cellen ontstaan. De meest voorkomende vorm is adenocarcinoom: kanker vanuit de cellen van de afvoerbuisjes van de alvleesklier. Cysten in de afvoerbuisjes zijn daar heel soms een voorloper van. Radiologen kunnen deze cysten in principe opsporen en volgen. Alleen: de meeste mensen hebben geen last van deze cysten. Ze worden zodoende meestal per toeval gevonden, zoals bij het maken van een CT-scan van de omgeving van de alvleesklier, bijvoorbeeld bij longklachten of nierstenen. Cysten groter dan een halve centimeter komen voor bij drie procent van de gezonde volwassen bevolking, iets meer bij mannen dan bij vrouwen. Dat blijkt uit cijfers van het Duitse PreScan, een bedrijf waar mensen ook zonder klachten tegen betaling een total body scan kunnen laten maken.

Enige strohalm

Bij minder dan een op de honderd mensen met cysten in de alvleesklier groeien deze uit tot tumoren. “Dat zijn er niet zo veel”, zegt Noë, “Maar alvleesklierkanker is zo ernstig, dat je dat graag wilt voorkomen. Vroeg opsporen is voorlopig de enige strohalm die we bij alvleesklierkanker hebben, omdat opereren dan nog mogelijk is. Werkzame chemotherapieën zijn er nauwelijks voor deze vorm van kanker.” Overigens zijn die operaties complex. Om te beginnen ligt de alvleesklier diep in de buikholte. Daarnaast maakt de alvleesklier enzymen aan die ons voedsel verteren. Als die bij een operatie vrijkomen in de alvleesklier, verteren zij de alvleesklier zelf waarmee hij zijn belangrijke functie verliest. Noë: “Er zijn dus meerdere redenen waarom je alleen mensen met cysten wilt opereren, die een verhoogde kans hebben om een tumor te ontwikkelen. Probleem is dat we die mensen er nu nog niet goed uit kunnen filteren, zoals dat bij borst- of darmkanker bijvoorbeeld wel al lukt.”

Veranderingen in het DNA

Als een cyste al groeiend zijn omgeving binnendringt, gaat dit gepaard met veranderingen in het DNA. “We hebben het DNA uit cellen op verschillende plaatsen van cysten en tumoren van achttien patiënten heel nauwkeurig uitgelezen. Daarbij ontdekten we dat mutaties in de genen SMAD4 of TGFBR2 de cellen agressief maken en aanzetten tot het binnendringen van omliggend weefsel”, vertelt Noë. “Die verandering is precies het moment waarop kanker ontstaat en de prognose voor een patiënt verslechtert.”
Deze mutaties in het DNA zijn in principe op te sporen in vocht uit de alvleesklier en in het bloed. Daarin komen namelijk restjes rondzwevend DNA van cysten en tumoren voor. Noë benadrukt dat dit voor de diagnostiek in ziekenhuizen nog toekomstmuziek is: de technieken hiervoor zijn nog in ontwikkeling, heel gevoelig, erg kostbaar en het is nog niet voldoende aangetoond dat alvleesklierkanker hiermee in een vroeg stadium ook echt kan worden aangetoond.

“Uiteindelijk hopen we met radiologie en bloedanalyses om alvleesklierkanker in een vroeg en behandelbaar stadium op te sporen, maar zover zijn we nu nog niet”, zegt hij. “Ons onderzoek heeft kennis opgeleverd over het gedrag van deze tumoren en waarom alvleesklierkanker zo agressief is. Mogelijk kunnen toekomstige studies naar therapieën voor alvleesklierkanker zich richten op behandelopties tegen de beschreven genetische mutaties of de voorkeur van de tumorcellen om naar bloedvaten te groeien. Het behandelen van deze eigenschappen van alvleesklierkanker zou het verloop van de ziekte minder agressief kunnen maken.”

Het onderzoek werd geleid door patholoog dr. Lodewijk Brosens, is een samenwerking tussen het UMC Utrecht en de Johns Hopkins Universiteit in Baltimore (VS) en is gefinancierd door de Maag Lever Darm Stichting. De publicatie verscheen vrijdag 14 augustus in Nature Communications.